Vertalingen faire peur FR>NL
faire peur (ww.) | angst aanjagen (ww.) ; bangmaken (ww.) ; beangstigen (ww.) ; doen schrikken (ww.) ; intimideren (ww.) ; terroriseren (ww.) ; tiranniseren (ww.) ; verschrikken (ww.) ; vrees aanjagen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `faire peur`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: consterner